Uitgangspunten van de kaart

Deze kaart is gemaakt als onderdeel van de ambitie om in 2050 geen aardgas meer te gebruiken. Elke gemeente is verplicht om in 2021 een definitieve versie van de transitievisie warmte te hebben. Minimaal 8 jaar voordat de gaskraan in een wijk wordt dichtgedraaid, moet de gemeente in een Wijkuitvoeringsplan exact beschrijven op welke wijze dit zal plaatsvinden. Deze plannen worden later gemaakt.

De transitievisie warmte komt niet uit de lucht vallen: gemeente Staphorst is al langer bezig met de energietransitie. Uit eerdere trajecten zijn al belangrijke conclusies getrokken die we als uitgangspunt hebben genomen:

  • Staphorst is vanwege de lage warmtedichtheid en relatief grote hoeveelheid monumenten, minder geschikt voor een grootschalige collectieve oplossing zoals een warmtenet;

  • De vraag naar gas over het jaar heen is niet constant. Als we de warmtevraag zouden elektrificeren (bijvoorbeeld met warmtepompen), hebben we meeste stroom nodig op de momenten dat de zon het minste schijnt (in de winter);

  • Als we inzetten op 1,5% besparing per jaar, zal de vraag naar gas in 2030 nog ongeveer 14 miljoen m3 bedragen. Volgens de lokale netbeheerder RENDO is er voldoende biomassa aanwezig om ongeveer 7,8 miljoen m3 groen gas te produceren;

  • Diepe geothermie is in Staphorst geen optie. De doorlaatbaarheid en dikte van de warmtelagen is te laag om een aantrekkelijk project te starten. Dit geldt voor de bodem tot 2250 meter diep. Ultradiepe geothermie (dieper dan 2250 meter) is niet uitgezocht, deze techniek staat in Nederland nog in de kinderschoenen. 

  • Woningen van ná 1992 zijn het meest geschikt om all-electric te maken. In Staphorst zijn 1824 woningen na 1992 gebouwd.

  • Woningen uit de periode tussen 1983 en 1992 zijn geschikt voor gebruik van hybride warmtepompen. In Staphorst zijn in deze periode 2440 woningen gebouwd.

  • Voor de 600 monumenten in Staphorst zijn lage temperatuursystemen niet geschikt.

Om een goede keuze voor een uiteindelijke oplossing te kunnen maken, houden we niet alleen rekening met technische uitgangspunten. We nemen juist ook de maatschappelijke afwegingen mee. De gemeente Staphorst gaat uit van het volgende:

  • De alternatieven garanderen warmtezekerheid en zijn toekomstbestendig

  • Er wordt uitgegaan van bewezen technieken

  • Elke inwoner moet kunnen meedoen

  • De alternatieven zijn haalbaar en zo veel mogelijk betaalbaar

  • Per wijk worden verschillende alternatieven genoemd en wordt de meest realistische/waarschijnlijke beschreven

  • Voor monumenten wordt een aparte/aanvullende aanpak opgesteld

Lees meer over de totstandkoming van de WAT-kaart op de pagina Hoe is deze kaart tot stand gekomen?.

Robuustheid

De WAT kaart geeft per buurt de technische oplossingsrichting weer met de laagste maatschappelijke kosten. De basis voor deze kaart is de Startanalyse. Dit is een energiemodel van het Planbureau voor de Leefomgeving (Vesta MAIS model). Deze modelmatige doorrekening van verschillende duurzame energiesystemen is verrijkt met aanvullende data en lokale kennis. Daarnaast zijn een zevental controles uitgevoerd op de modeluitkomsten, hiermee hebben wij de robuustheid van de oplossingen gecheckt.

De gemiddelde robuustheid is tot stand gekomen op basis van de volgende controles:

  • Strategie beschikbaarheid: Is het waarschijnlijk dat de strategie met de laagste maatschappelijke kosten ook daadwerkelijk beschikbaar komt in deze buurt? Strategieën die gebruik maken van b.v. groen gas, restwarmte of geothermie scoren lager op dit aspect, omdat het niet zeker is dat deze duurzame energiebronnen ook daadwerkelijk lokaal ontsloten kunnen worden.

  • Warmtevraag controle: In hoeverre komt de gemodelleerde warmtevraag overeen met het werkelijke warmteverbruik in de buurt? Bij een grote afwijking is het vertrouwen in de modeluitkomsten lager.

  • Isolatie: Voor oplossingen die warmte leveren op lage temperatuur (all electric, LT-warmtenet) is gekeken de bouwjaren van de woningen. Indien er veel oude woningen in de buurt staan, is het uitdagender deze strategie te realiseren, en is de robuustheid lager. Bij veel recente woningen geldt het omgekeerde.

  • Warmtevraagdichtheid: Indien de warmtevraagdichtheid hoog is (>1.000GJ/ha), zijn warmtenetten kansrijker. Indien de warmtedichtheid laag is (<1.000 GJ/ha) zijn individuele oplossingen kansrijker. Wanneer de voorkeursstrategie(n) overeenkomt met de warmtevraagdichtheid, kennen wij een hogere robuustheid toe.

  • Elektriciteitsnet gereedheid: Sommige strategieën vragen veel extra elektriciteit. Wij kennen deze een hogere robuustheid toe, indien dit relatief weinig verzwaring van het lokale elektriciteitsnetwerk in de buurt vergt.

  • Modellen vergelijking: In sommige gemeenten zijn ook andere energiemodellen gebruikt om de best passende strategie te berekenen. Indien deze informatie beschikbaar is, zijn de modeluitkomsten vergeleken. Bij vergelijkbare modeluitkomsten kennen wij een hogere robuustheid toe.

  • Sloop en nieuwbouw: De modeluitkomsten zijn gebaseerd op de huidige bebouwing. Indien er sloop of nieuwbouw plannen in de buurt zijn zal dit invloed hebben op de best passende strategie. In dat geval kennen wij een lagere robuustheid aan de uitkomsten toe.